In het jenaplanonderwijs kennen we vier basisactiviteiten: gesprek, spel, werk en viering.
Kinderen en stamgroepleiders praten met elkaar over de wereld, om zo van én met elkaar te leren. Dit doen we bijvoorbeeld in een kringgesprek of tijdens een dialoog.
Kinderen leren door te spelen op een leuke manier hoe ze problemen kunnen oplossen. Op deze manier passen ze wat ze geleerd hebben in de praktijk toe, ontdekken ze nieuwe dingen, verwerken ze informatie en leren ze (nieuwe) materialen kennen.
Tijdens het spelen leren kinderen ook om rekening met elkaar te houden en hoe ze met hun eigen gevoelens en die van anderen om moeten gaan.
Tijdens de lessen ontvangen de kinderen uitleg. Ook werken ze zowel zelfstandig of in groepjes aan hun schoolwerk.
Door samen activiteiten te beleven, elkaar iets goeds toe te wensen en door gevoelens met elkaar te delen, versterken we het gevoel van saamhorigheid in de groep. Ook wisselen we ervaringen uit binnen de groep en binnen de school.